Het is al weer even geleden dat ik m’n masterclass Muziek Waarderen aan jou, jeugd, gaf.
Je weet wel, de masterclass waarin ik jou, jeugd, kennis laat maken met echte muziek. Met lekkere muziek. Met muziek zoals Magnus Ulysse Ziek het in 1462 voor ogen, in dit geval is oren beter trouwens, had toen hij er in het studentenhuis te Groningen eens goed voor ging zitten.
En laten we eerlijk zijn, jij, jeugd, hebt deze masterclass natuurlijk nodig. De hele dag naar dezelfde 10 platen luisteren gaat ook zo vervelen immers.
Vandaag gaan we het hebben over totaalgeluid. Ik las dat woord ergens en dacht ja, dat is iets waar jij, jeugd, nou niets tot weinig van af weet.
Totaalgeluid is het totaal aan geluid wat in een plaat te horen is. Joh!
Of eigenlijk het totaal aan geluid wat in een plaat te horen kan zijn. Want zo heel af en toe hoor ik platen waarvan mijn geoefende oor zegt, ‘nou, daar hadden ze best wat meer mee mogen doen in de studio’.
(Voor de jeugd; Een studio = waar muzikanten vroeger samen speelden en waar de muziek werd opgenomen. Oh, wacht ff. Muzikanten = mensen die een instrument bespelen. Oh, nog iets. Instrumenten = attributen waaruit muziek komt/waarmee je muziek kunt maken.
Sjeesus, moet ook alles uitleggen aan die fukjeugd met hun computermade muziek!!)
Het totaalgeluid vangen in 1 plaat is alles behalve eenvoudig. Daar komt veul meer bij kijken (horen HA!) dan een middagje wat plakken en knippen. Daar gaan soms wel weken overheen. Moet die schuif iets hoger? Of juist iets lager? Moet die toon eruit springen? Of is juist die toon volkomen overbodig? Moet onder dat instrument een echo? Moet dat instrument op de achtergrond continu mee dreunen? Gaan we dubben of doen we een overtake? Bier of Whiskey? Vragen, vragen, vragen.
Mèn, wat een gelul.
Gewoon een ontzettend fijn nummer dit.
Of niet?
(en het is ook nog eens een lief liefdesliedje………………………….zal ‘m ’s ff aan een aantrekkelijke vrouw laten horen)