
Altijd als ik met m’n jongens op pad ga maak ik er een missie van. Een avontuur, zoals u wilt. Wat is er nou leuker dan jochies van 11 en 9 een onvergetelijke dag te bezorgen, niewaar?
En voor velen zal het lijken alsof alles spontaan gebeurde maar mensen die mij kennen zullen weten dat ik alles tot in detail in scène heb gezet. Niets in mijn leven is wat het lijkt immers.
Aan het einde van dees anekdoot mag u zelf beslissen tot welke categorie u behoort.
Klokslag 16.33 uur vertrokken we zaterdag richting Amsterdam. De jongens waren dolenthousiast en ook bloedje zenuwachtig maar ze wisten dit heel goed te verbergen. Een tas vol vreterij en drinken had ik op de achterbank gemikt. Wat kon er fout gaan?
Op de A2 net voorbij Utrecht bemerkte ik dat ze daar ineens een kast van een tunnel hadden neergeplempt. Ik vertelde de jongens dat dit de snelst gebouwde tunnel ooit is want de laatste keer dat ik daar reed was van die hele tunnel totaal geen sprake. (2004 red.)
Halverwege Utrecht – Amsterdam vond ik mijn verlichting niet van dermate topkwaliteit die ik voituregewijs gewend ben. En dat was gek want ik had donderdag net beide lampjes vervangen. Bij een tankstation stopte ik dus even. Ik kwakte de motorkap open en mijn gevoel liet me ook deze keer niet in de steek. Het rechter (voor de kijker links) lampje hing er een beetje schuin bij. Ik riep de jongens erbij met het doel ze te leren hoe je een autolampje vervangt. Natuurlijk wist ik dat het lampje gloeiend heet was en die blaar nam ik voor lief. Het was hun avontuur tenslotte.
Via een parkeersite had ik een parkeerplaats geregeld. Een paar minuten lopen van het stadion en niet te duur. Mijn routeplanner op de foon had geen idee waar het was en ook de verkeersregelaarster van dienst niet. Toen we uiteindelijk voor het juiste hek stonden en ik via de site op ‘inrijden’ klikte, gebeurde er niets. Dat was op zich niet zo gek daar de site sprak van een slagboom. Met een telefoontje naar betreffende parkeersite werd het hek op afstand open gedaan. Goeie service! (goeie stem ook, die Larissa😍). Ik parkeerde m’n voiture en we stapten uit. Ik legde een sigaar op de lip, de jongens trokken een zak chips open. 
We waren er klaar voor, ik pakte de jongens bij de hand. Maar waar we ook keken, nergens een loophekje waar we doorheen konden. Daar stonden we dan, een paar honderd meter van de Arena, een uur voor de wedstrijd en opgesloten op een parkeerplaats. Ik maakte er weer een grote grap van en zei dat ik de spijlen wel even open zou breken. Toevallig kwam vlak voor dat moment een auto binnenrijden en konden we ontsnappen uit deze benarde situatie. Ik besloot toch nog een keer naar de parkeersite te bellen met de boodschap dat een loophek toch wel makkelijk is voor een plek als deze.
Ingang J, Vak 424, rij 24, daar moesten we zijn. Ik gaf de jongens de A4-kaartjes en we scanden één voor één naar binnen. Mij werd verzocht om te draaien voor de fouilletatie. Dat was een lachertje eerste klas. De 65 kilo vuurwerk dat ik in mijn broekspijpen had verstopt bleef ongeroerd en ook de powerbank voor mijn verwarmingsjas kon gewoon doorgang vinden. Ik had dus net zo goed de Kalasjnikov, de handgranaten, de Tomahawk en de M109 in die binnenzak kunnen laten zitten. 
We zaten hoog. Heel hoog!
En steil vond ik het. Zo’n leesgedeelte in de bril is ontzettend handig maar voor dit soort situaties heb ik er enorm veel moeite mee. Ik vertelde de jongens dat ik niet omhoog ging springen bij een goal en zij waren het wel met me eens. Die 4x bleven we dan ook zitten terwijl iedereen omhoog sprong.
Ik was kapot toen we weer beneden waren. En dat had alles te maken met die 5739559 treden die we moesten nemen. (Zeg Arena, regel ook ff roltrappen naar beneden! red.). Weer pakte ik beide handjes vast en manoeuvreerde ik ons tussen al die dronken, schreeuwende en strak staande lui door.
De parkeerplaats terug vinden duurde ook even maar dat kwam omdat ik de jongens de omgeving rond de JC-Arena wilde laten zien.
Er was net iemand uitgereden, het hek van de parkeerplaats stond open. Hoezee! Sam bleef in ‘het oogje’ van het hek staan terwijl Teun en ik snel in de auto sprongen (wij zijn ook malle Pietje niet. red.). Probleemloos reden we weg.
Tegen 22.23’en zaten we weer op de snelweg richting Utrecht. We hadden (lees ik) berehonger, we moesten nog maar even een McD’tje pakken, stelde ik voor. Teun doezelde langzaam in slaap op de bijrijderstoel. Dat moest natuurlijk niet gebeuren (maak nooit een Slink wakker! red.)! Ik moest ingrijpen. Hoe goed kwam het dan uit dat een wegbewijzeringmeneer had besloten dat je op de A2 Den Bosch moet volgen als je de A12 richting Arnhem moet hebben (totale logica van lik m’n vest! red.). Door m’n hardop gemopper (lees gevloek) was Teun weer bij de pinken, dat dan weer wel. Plan geslaagd. Utrecht, wat een automobilistenhel!
Rond kwart voor twaalf waren we thuis. De jongens slipten in hun Ajax-pyjama, ik appte mama dat we er weer waren en gedrieën vielen we als een blok dromenland binnen.
Wat hadden we weer eens een coole missie afgerond.
